Algemene bepalingen tenuitvoerlegging buitenlandse titels (Afd. 1, Titel 9, Boek III Rv.)
Inleiding algemene bepalingen executie buitenlandse titels
In beginsel kunnen binnen onze landsgrenzen alleen rechterlijke beslissingen van de Nederlandse rechter ten uitvoer gelegd worden. Dat heeft te maken met de soevereiniteit van onze Staat en het zgn. territorialiteitsbeginsel. Een rechter is in beginsel slechts bevoegd binnen de eigen landsgrenzen.
Wanneer iemand een vonnis van een buitenlandse rechter in Nederland wil executeren, dan moet daar een grondslag voor zijn in de Nederlandse wet of een verdrag, waarbij Nederland partij is. In Afd. 1, Titel 9 van Boek III Rv. worden algemene regels gegeven voor de tenuitvoerlegging van buitenlandse vonnissen (executoriale titels). De Afdeling omvat 8 bepalingen (art. 985 Rv. tot en met art. 992 Rv.). Art. 991 Rv. is echter vervallen.
Exequaturprocedure
Uitgangspunt van de wet is, dat een buitenlands vonnis alleen in Nederland ten uitvoer gelegd kan worden na goedkeuring door de Nederlandse rechter. Deze toetst de buitenlandse uitspraak echter niet opnieuw inhoudelijk. De Nederlandse rechter toetst alleen, of het een krachtens de Nederlandse wet of een verdrag hier uitvoerbaar is (art. 985 Rv.).
Indien een beslissing van een rechter in het buitenland ten uitvoer moet worden gelegd, komt de vraag aan de orde in hoeverre de tenuitvoerlegging van die beslissing ook daadwerkelijk mogelijk is.
Het uitgangspunt voor de tenuitvoerlegging is helder en staat in art. 431 lid 1 Rv.: behoudens Afd. 1 van Titel 9 Boek III Rv. en Afd. 2 van Titel 9 Boek III Rv. worden beslissingen, genomen door vreemde rechters, niet in Nederland ten uitvoer gelegd. Zie ook de pagina Algemene regels tenuitvoerlegging.
Op grond van art. 431 lid 2 Rv. kan de zaak overigens wel opnieuw bij de Nederlandse rechter worden behandeld en afgedaan. Als er dus geen grondslag bestaat voor de tenuitvoerlegging van beslissingen van buitenlandse rechters of buiten Nederland verleden authentieke akten, is er op grond van art. 431 lid 2 Rv. toch nog een mogelijkheid om een voor tenuitvoerlegging in Nederland vatbare titel te krijgen. De rechter dient in zo’n geval te bekijken of een behandeling ten gronde achterwege kan worden gelaten, door na te gaan of de beslissing voor erkenning vatbaar is. In dat geval kan worden volstaan met de veroordeling van de gedaagde aan de hand van het buitenlandse vonnis (dit wordt ook wel de verkapte exequaturprocedure genoemd.)
Volgens het commune internationaal privaatrecht – dus buiten de toepassing van specifieke verdragsrechtelijke regelingen van IPR – wordt een buitenlandse beslissing in Nederland in beginsel erkend, indien:
(i) de bevoegdheid van de rechter die de beslissing heeft gegeven, berust op een bevoegdheidsgrond die naar internationale maatstaven algemeen aanvaardbaar is;
(ii) de buitenlandse beslissing tot stand is gekomen in een gerechtelijke procedure die voldoet aan de eisen van behoorlijke en met voldoende waarborgen omklede rechtspleging;
(iii) de erkenning van de buitenlandse beslissing niet in strijd is met de Nederlandse openbare orde, en
(iv) de buitenlandse beslissing niet onverenigbaar is met een tussen dezelfde partijen gegeven beslissing van de Nederlandse rechter, dan wel met een eerdere beslissing van een buitenlandse rechter die tussen dezelfde partijen is gegeven in een geschil dat hetzelfde onderwerp betreft en op dezelfde oorzaak berust, mits die eerdere beslissing voor erkenning in Nederland vatbaar is.
Wanneer er niet is voldaan aan deze vier vereisten, zal de rechter in beginsel erkenning onthouden aan de buitenlandse beslissing.
Zie de arresten HR 26 september 2014 (Gazprombank/borg en HR 16 juli 2021 (Albaniabeg/Enel c.s.). In dit laatste arrest was het Haags Executieverdrag 1971 (Trb. 1972/144), waarbij zowel Nederland als Albanië partij zijn, niet aan de orde omdat deze twee Staten niet op de voet van art. 21 van dit verdrag een aanvullend akkoord hebben gesloten.
Niettegenstaande art. 431 lid 2 Rv. is het uitgangspunt voor de tenuitvoerlegging in beginsel duidelijk. Wat voor uitzonderingen de artikelen 985-994 Rv op het bovenstaande uitgangspunt creëren, is natuurlijk de one million dollar question. Art. 985 lid 1 Rv. geeft ons (een heel groot deel van) het antwoord. Volgens dit artikel is een beslissing door een buitenlandse rechter (“rechter van een vreemde Staat”) in Nederland uitvoerbaar indien de beslissing “uitvoerbaar is krachtens een verdrag of krachtens de wet”. Daarbij moet direct gezegd worden dat een beslissing genomen door een buitenlandse rechter pas ten uitvoer kan worden gelegd, indien een rechterlijk verlof is verkregen. Allereerst is het natuurlijk belangrijk dat duidelijk wordt wat men nou precies onder het begrip “vreemde Staat” moet verstaan. Uit de wetsgeschiedenis kan men afleiden dat een vreemde Staat in principe elke staat behelst, afgezien van het Koninkrijk der Nederlanden.
Wat er precies in art. 985 Rv. onder “beslissing” moet worden verstaan, is niet direct duidelijk. Noch in de wet, noch in de wetsgeschiedenis is daarop echt een antwoord te vinden.
Exequatur authentieke akten en arbitrale vonnissen
We weten in ieder geval wel dat onder het begrip “beslissing” geen authentieke akten vallen. In art. 993 Rv. is de Negende Titel immers van overeenkomstige toepassing verklaard op dergelijke akten. Ook arbitrale vonnissen vallen onder het regime van de artikelen 985-991 Rv..
In art. 1075 lid 2 Rv. en art. 1076 lid 6 Rv. zijn de artikelen 985-991 Rv. immers van overeenkomstige toepassing verklaard voor een in een vreemde Staat gewezen arbitraal vonnis (hierop bestaan overigens wel een aantal uitzonderingen). Zie ook de pagina Arbitrage buiten Nederland.
Bovendien kan bij algemene maatregel van bestuur worden bepaald dat, in vreemde Staten tot stand gekomen executoriale titels welke krachtens verdrag of wet in Nederland uitvoerbaar zijn, onder de reikwijdte van de artikelen 985-992 Rv. kunnen vallen (art. 993 lid 2 Rv.). Ingevolge art. 994 Rv. zijn de bepalingen van de Negende Titel niet van toepassing op uitspraken van internationale organen.
Alhoewel de zaak zelf (en de relevante feiten) niet aan een nieuw onderzoek hoeft te worden onderworpen, is er – zoals gezegd – voor een tenuitvoerlegging in Nederland van een beslissing genomen door een buitenlandse rechter wel verlof van de Nederlandse rechter vereist (exequatur, artikel 985 Rv).
Procedure verzoek exequatur
Op grond van art. 986 Rv. moet een verlof tot tenuitvoerlegging – door een advocaat – worden gevraagd bij verzoekschrift. Bij het verzoekschrift dient de advocaat ook een authentiek afschrift van de beslissing en andere stukken waaruit kan worden vastgesteld dat de beslissing uitvoerbaar is in het land waar zij is gewezen, te overleggen (de rechtbank kan bovendien verlangen dat het afschrift en eventuele stukken worden gelegaliseerd en/of vertaald in het Nederlands (art. 986 lid 2 jo. lid 3 Rv.). Uit de wetsgeschiedenis blijkt trouwens dat “uitvoerbaar” niet betekent dat de beslissing ook “uitvoerbaar bij voorraad” hoeft te zijn. De verzoekende partij kan door de rechtbank in de gelegenheid worden gesteld om de stukken aan te vullen (art. 986 lid 4 Rv.). Het verzoekschrift moet worden gericht tot (i) de rechtbank van het arrondissement waar de wederpartij van de verzoeker woonplaats heeft, dan wel tot (i) de rechtbank van het arrondissement waar de tenuitvoerlegging van de beslissing wordt verlangd (art. 985 Rv.).
Oproeping partijen voor verlof exequatur
Ingevolge art. 987 lid 1 Rv. is een verhoor (althans, een behoorlijke oproeping) van de partijen tegen wie de tenuitvoerlegging wordt verlangd, verplicht. De oproeping geschiedt per deurwaardersexploot. Alle partijen dienen bij advocaat te verschijnen.
Exequatur uitvoerbaar bij voorraad en in hele land van kracht
Indien het verlof wordt verleend, is deze in in beginsel uitvoerbaar bij voorraad (art. 988 lid 2 Rv.) en in het gehele land geldig.
Hoger beroep tegen exequatur
Tegen de beschikking van de rechter kan hoger beroep worden ingesteld binnen een maand na de dag van de uitspraak (art. 989 lid 2 Rv.). Tegen de beschikking van het gerechtshof kan beroep in cassatie worden ingesteld – ook binnen een maand na de dag waarop zij is gegeven (art. 990 Rv.).
Verzet tegen exequatur niet mogelijk
De beschikking is niet vatbaar voor verzet (art. 989 lid 1 Rv.).
Toepasselijkheid Afd. 1, Titel 9 Boek 3 Rv. behoudens andersluidende verdragen
De artikelen uit deze titel zijn alleen van toepassing indien er in een verdrag of een bijzondere wet niet iets anders is bepaald (art. 992 Rv.).
Beslissingen uit een andere EU-Lidstaat
Let wel, uit art. 992 Rv. (in samenhang gelezen met artikel 94 Grondwet) vloeit voort dat deze Negende Titel niet van toepassing is op vreemde beslissingen gewezen in een lidstaat van de Europese Unie.
Voor de tenuitvoerlegging van beslissingen gewezen in de lidstaten van de Europese Unie, heeft de Europese wetgever in diverse verdragen een eigen regeling opgenomen. Zo heeft de Europese wetgever in verordening nr. 1215/2012 (betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, alias de EEX-Vo of Brussel I-bis) zelfs helemaal afgezien van de exequaturprocedure (zie art. 39 EEX-Vo). Zie de pagina EEX-Vo en de hoofdpagina bij deze Titel.
Auteur & Last edit
[LS, 2-04-2020; laatste wijziging MdV 27-11-2023]
Algemene bepalingen tenuitvoerlegging buitenlandse titels (Afd. 1, Titel 9, Boek III Rv.)
Inleiding algemene bepalingen executie buitenlandse titels
In beginsel kunnen binnen onze landsgrenzen alleen rechterlijke beslissingen van de Nederlandse rechter ten uitvoer gelegd worden. Dat heeft te maken met de soevereiniteit van onze Staat en het zgn. territorialiteitsbeginsel. Een rechter is in beginsel slechts bevoegd binnen de eigen landsgrenzen.
Wanneer iemand een vonnis van een buitenlandse rechter in Nederland wil executeren, dan moet daar een grondslag voor zijn in de Nederlandse wet of een verdrag, waarbij Nederland partij is. In Afd. 1, Titel 9 van Boek III Rv. worden algemene regels gegeven voor de tenuitvoerlegging van buitenlandse vonnissen (executoriale titels). De Afdeling omvat 8 bepalingen (art. 985 Rv. tot en met art. 992 Rv.). Art. 991 Rv. is echter vervallen.
Exequaturprocedure
Uitgangspunt van de wet is, dat een buitenlands vonnis alleen in Nederland ten uitvoer gelegd kan worden na goedkeuring door de Nederlandse rechter. Deze toetst de buitenlandse uitspraak echter niet opnieuw inhoudelijk. De Nederlandse rechter toetst alleen, of het een krachtens de Nederlandse wet of een verdrag hier uitvoerbaar is (art. 985 Rv.).
Indien een beslissing van een rechter in het buitenland ten uitvoer moet worden gelegd, komt de vraag aan de orde in hoeverre de tenuitvoerlegging van die beslissing ook daadwerkelijk mogelijk is.
Het uitgangspunt voor de tenuitvoerlegging is helder en staat in art. 431 lid 1 Rv.: behoudens Afd. 1 van Titel 9 Boek III Rv. en Afd. 2 van Titel 9 Boek III Rv. worden beslissingen, genomen door vreemde rechters, niet in Nederland ten uitvoer gelegd. Zie ook de pagina Algemene regels tenuitvoerlegging.
Op grond van art. 431 lid 2 Rv. kan de zaak overigens wel opnieuw bij de Nederlandse rechter worden behandeld en afgedaan. Als er dus geen grondslag bestaat voor de tenuitvoerlegging van beslissingen van buitenlandse rechters of buiten Nederland verleden authentieke akten, is er op grond van art. 431 lid 2 Rv. toch nog een mogelijkheid om een voor tenuitvoerlegging in Nederland vatbare titel te krijgen. De rechter dient in zo’n geval te bekijken of een behandeling ten gronde achterwege kan worden gelaten, door na te gaan of de beslissing voor erkenning vatbaar is. In dat geval kan worden volstaan met de veroordeling van de gedaagde aan de hand van het buitenlandse vonnis (dit wordt ook wel de verkapte exequaturprocedure genoemd.)
Volgens het commune internationaal privaatrecht – dus buiten de toepassing van specifieke verdragsrechtelijke regelingen van IPR – wordt een buitenlandse beslissing in Nederland in beginsel erkend, indien:
(i) de bevoegdheid van de rechter die de beslissing heeft gegeven, berust op een bevoegdheidsgrond die naar internationale maatstaven algemeen aanvaardbaar is;
(ii) de buitenlandse beslissing tot stand is gekomen in een gerechtelijke procedure die voldoet aan de eisen van behoorlijke en met voldoende waarborgen omklede rechtspleging;
(iii) de erkenning van de buitenlandse beslissing niet in strijd is met de Nederlandse openbare orde, en
(iv) de buitenlandse beslissing niet onverenigbaar is met een tussen dezelfde partijen gegeven beslissing van de Nederlandse rechter, dan wel met een eerdere beslissing van een buitenlandse rechter die tussen dezelfde partijen is gegeven in een geschil dat hetzelfde onderwerp betreft en op dezelfde oorzaak berust, mits die eerdere beslissing voor erkenning in Nederland vatbaar is.
Wanneer er niet is voldaan aan deze vier vereisten, zal de rechter in beginsel erkenning onthouden aan de buitenlandse beslissing.
Zie de arresten HR 26 september 2014 (Gazprombank/borg en HR 16 juli 2021 (Albaniabeg/Enel c.s.). In dit laatste arrest was het Haags Executieverdrag 1971 (Trb. 1972/144), waarbij zowel Nederland als Albanië partij zijn, niet aan de orde omdat deze twee Staten niet op de voet van art. 21 van dit verdrag een aanvullend akkoord hebben gesloten.
Niettegenstaande art. 431 lid 2 Rv. is het uitgangspunt voor de tenuitvoerlegging in beginsel duidelijk. Wat voor uitzonderingen de artikelen 985-994 Rv op het bovenstaande uitgangspunt creëren, is natuurlijk de one million dollar question. Art. 985 lid 1 Rv. geeft ons (een heel groot deel van) het antwoord. Volgens dit artikel is een beslissing door een buitenlandse rechter (“rechter van een vreemde Staat”) in Nederland uitvoerbaar indien de beslissing “uitvoerbaar is krachtens een verdrag of krachtens de wet”. Daarbij moet direct gezegd worden dat een beslissing genomen door een buitenlandse rechter pas ten uitvoer kan worden gelegd, indien een rechterlijk verlof is verkregen. Allereerst is het natuurlijk belangrijk dat duidelijk wordt wat men nou precies onder het begrip “vreemde Staat” moet verstaan. Uit de wetsgeschiedenis kan men afleiden dat een vreemde Staat in principe elke staat behelst, afgezien van het Koninkrijk der Nederlanden.
Wat er precies in art. 985 Rv. onder “beslissing” moet worden verstaan, is niet direct duidelijk. Noch in de wet, noch in de wetsgeschiedenis is daarop echt een antwoord te vinden.
Exequatur authentieke akten en arbitrale vonnissen
We weten in ieder geval wel dat onder het begrip “beslissing” geen authentieke akten vallen. In art. 993 Rv. is de Negende Titel immers van overeenkomstige toepassing verklaard op dergelijke akten. Ook arbitrale vonnissen vallen onder het regime van de artikelen 985-991 Rv..
In art. 1075 lid 2 Rv. en art. 1076 lid 6 Rv. zijn de artikelen 985-991 Rv. immers van overeenkomstige toepassing verklaard voor een in een vreemde Staat gewezen arbitraal vonnis (hierop bestaan overigens wel een aantal uitzonderingen). Zie ook de pagina Arbitrage buiten Nederland.
Bovendien kan bij algemene maatregel van bestuur worden bepaald dat, in vreemde Staten tot stand gekomen executoriale titels welke krachtens verdrag of wet in Nederland uitvoerbaar zijn, onder de reikwijdte van de artikelen 985-992 Rv. kunnen vallen (art. 993 lid 2 Rv.). Ingevolge art. 994 Rv. zijn de bepalingen van de Negende Titel niet van toepassing op uitspraken van internationale organen.
Alhoewel de zaak zelf (en de relevante feiten) niet aan een nieuw onderzoek hoeft te worden onderworpen, is er – zoals gezegd – voor een tenuitvoerlegging in Nederland van een beslissing genomen door een buitenlandse rechter wel verlof van de Nederlandse rechter vereist (exequatur, artikel 985 Rv).
Procedure verzoek exequatur
Op grond van art. 986 Rv. moet een verlof tot tenuitvoerlegging – door een advocaat – worden gevraagd bij verzoekschrift. Bij het verzoekschrift dient de advocaat ook een authentiek afschrift van de beslissing en andere stukken waaruit kan worden vastgesteld dat de beslissing uitvoerbaar is in het land waar zij is gewezen, te overleggen (de rechtbank kan bovendien verlangen dat het afschrift en eventuele stukken worden gelegaliseerd en/of vertaald in het Nederlands (art. 986 lid 2 jo. lid 3 Rv.). Uit de wetsgeschiedenis blijkt trouwens dat “uitvoerbaar” niet betekent dat de beslissing ook “uitvoerbaar bij voorraad” hoeft te zijn. De verzoekende partij kan door de rechtbank in de gelegenheid worden gesteld om de stukken aan te vullen (art. 986 lid 4 Rv.). Het verzoekschrift moet worden gericht tot (i) de rechtbank van het arrondissement waar de wederpartij van de verzoeker woonplaats heeft, dan wel tot (i) de rechtbank van het arrondissement waar de tenuitvoerlegging van de beslissing wordt verlangd (art. 985 Rv.).
Oproeping partijen voor verlof exequatur
Ingevolge art. 987 lid 1 Rv. is een verhoor (althans, een behoorlijke oproeping) van de partijen tegen wie de tenuitvoerlegging wordt verlangd, verplicht. De oproeping geschiedt per deurwaardersexploot. Alle partijen dienen bij advocaat te verschijnen.
Exequatur uitvoerbaar bij voorraad en in hele land van kracht
Indien het verlof wordt verleend, is deze in in beginsel uitvoerbaar bij voorraad (art. 988 lid 2 Rv.) en in het gehele land geldig.
Hoger beroep tegen exequatur
Tegen de beschikking van de rechter kan hoger beroep worden ingesteld binnen een maand na de dag van de uitspraak (art. 989 lid 2 Rv.). Tegen de beschikking van het gerechtshof kan beroep in cassatie worden ingesteld – ook binnen een maand na de dag waarop zij is gegeven (art. 990 Rv.).
Verzet tegen exequatur niet mogelijk
De beschikking is niet vatbaar voor verzet (art. 989 lid 1 Rv.).
Toepasselijkheid Afd. 1, Titel 9 Boek 3 Rv. behoudens andersluidende verdragen
De artikelen uit deze titel zijn alleen van toepassing indien er in een verdrag of een bijzondere wet niet iets anders is bepaald (art. 992 Rv.).
Beslissingen uit een andere EU-Lidstaat
Let wel, uit art. 992 Rv. (in samenhang gelezen met artikel 94 Grondwet) vloeit voort dat deze Negende Titel niet van toepassing is op vreemde beslissingen gewezen in een lidstaat van de Europese Unie.
Voor de tenuitvoerlegging van beslissingen gewezen in de lidstaten van de Europese Unie, heeft de Europese wetgever in diverse verdragen een eigen regeling opgenomen. Zo heeft de Europese wetgever in verordening nr. 1215/2012 (betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, alias de EEX-Vo of Brussel I-bis) zelfs helemaal afgezien van de exequaturprocedure (zie art. 39 EEX-Vo). Zie de pagina EEX-Vo en de hoofdpagina bij deze Titel.
Auteur & Last edit
[LS, 2-04-2020; laatste wijziging MdV 27-11-2023]
Algemene bepalingen tenuitvoerlegging buitenlandse titels (Afd. 1, Titel 9, Boek III Rv.)
Zoeken binnen de kennisbank
Lawyrup, jouw gratis kennisbank over burgerlijk (proces)recht!